Paul Decauville (1846-1922) komt uit een familie van grote landbouwers. Vader Emile Decauville houdt zich als grote en moderne landbouwer van huis uit bezig met de fabricage van machinerie voor suikerfabrieken, Fowler ploegen en stoommachines voor onder andere het verbouwen van suikerbieten en het fabriceren van suiker en andere producten uit de suikerbieten.
Als in de herfst van 1875 door aanhoudende regenval het transport met paard en wagen op de suikerbietvelden onmogelijk is geworden, bedenkt zoon Paul een manier om deze transportproblemen op te lossen. Hij ontwikkelt en bouwt, in enkele dagen tijd, het hierboven genoemd draagbaar spoorwegsysteem: gemonteerde secties spoor op ijzeren dwarsliggers, met lichte spoorstaven (eerst nog gemaakt van vierkant-ijzer), met een spoorwijdte van slechts 400 mm. Eén sectie spoor (raam) is enkele meters lang en door één man te dragen. Deze ramen worden aan elkaar geschroefd met verbindingsplaten, lasplaten genaamd. De ijzeren dwarsliggers zorgen voor een gunstige gewichtsverdeling, zodat het spoor niet in de modder wegzakt.
De suikerbietmanden, gebruikt voor het transport van de bieten, worden op kleine twee-assige wagentjes -zogenaamde lorries- vervoerd.
Decauville experimenteert vervolgens met verschillende spoorwijdten en neemt de spoorwijdte van 600 mm als standaard. Het systeem is zo succesvol dat hij besluit de "en-masse" productie van smalspoormaterieel ter hand te nemen.
De Franse krijgsmacht (en niet veel later ook de krijgsmachten van andere landen) zag onmiddelijk het enorme potentieel van Decauville' s uitvindingen.
Transport op het slagveld was in die dagen nog een enorm probleem. In natte perioden zakten paard en wagen diep in de modder weg. Decauville lijntjes konden zonder al te veel problemen van bevoorradingsplaatsen naar zelfs de frontlinie aangelegd worden. Het door Pechot verder ontwikkelde decauvillespoor specifiek voor de krijgsmacht is op grote schaal ingezet. Hoogtepunt beleefde deze lijntjes in de eerste Wereldoorlog
Op de wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs, legt Decauville een smalspoorweg over het hele terrein aan en vervoerd daarmee, met behulp van stoomlocomotieven, in totaal meer dan zes miljoen passagiers.
Het in Petit Bourg gevestigde bedrijf Decauville-Ainé is, evenals haar producten, in één klap wereldberoemd.
Het verplaatsbare industriespoor werd daarom naast het gebruikelijke smalspoor en draagbaarspoor, het minder gebruikelijke veldspoor of werkspoor dan ook in het algemeen vaak decauvillespoor genoemd.
Decauvillespoor wordt het standaard transportmiddel in de land- en tuinbouw, bij fabrieken, afgravingen, grond- en cultuurwerken, plantages, op schiet-tereinen en landgoederen etc., etc. Meest bekende en in grote aantallen gebouwd voertuig was de ki(e)plorrie Als tractiemiddelen zijn stoom, electrische en motorlocomotieven in gebruik. Menselijke- en paardetractie zijn meer regel dan uitzondering.
Terecht kan men er op wijzen dat voor de experimenten van Decauville met draagbaar spoorweg materieel ook andere pioniers op dit gebied actief waren. Bijvoorbeeld een zekere William Crosskill uit Beverly, Engeland was in de jaren 40 van de 19e eeuw al aan het experimenteren met opneembaar smalspoor dat hij "Portable Farm Railway" noemde. Strikt gezien mag Decauville niet als DE uitvinder van draagbaarspoor worden gezien, doch door zijn technische ontwikkeling van het spoor, zijn ondernemerschap en de mogelijkheden tot massaproductie, die in zijn tijd ontstonden was -en
is- zijn naam onlosmakelijk verbonden met het draagbare industriesmalspoor.
Het decauvillespoorwegmuseum heeft in haar collectie rails, draai-schijven en verschillende lorries gebouwd door Decauville-Ainé. Dit originele materieel heeft een spoorwijdte van 400mm en is gebouwd rond 1900.